Lijst SBI-codes TOGS uitgebreid
Ondernemers in bepaalde sectoren kunnen sinds 27 maart 2020 een...
Een kapper drijft een kapperszaak in een VOF met zijn echtgenote. Daarnaast heeft hij een BV met een nieuwe winkelformule gericht op verkoop van haarverzorgingsproducten. De VOF en de BV sluiten een rekening courantovereenkomst. Na enige jaren verkoopt de BV de winkelformule met verlies. De VOF heeft dan € 158.000 tegoed van de BV. Daarvan wordt € 118.000 afgeboekt wegens oninbaar. De Belastingdienst schrapt deze aftrekpost.
Hoofdregel
Indien en voor zover een geldverstrekking door een aandeelhouder aan een vennootschap plaatsvindt onder zodanige voorwaarden en omstandigheden dat daarbij door die aandeelhouder een debiteurenrisico wordt gelopen dat een onafhankelijke derde niet zou hebben genomen, moet – behoudens bijzondere omstandigheden – ervan worden uitgegaan dat die aandeelhouder dat debiteurenrisico in zoverre heeft aanvaard met de bedoeling het belang van de vennootschap in zijn hoedanigheid als aandeelhouder te dienen. Dit brengt mee dat een eventueel verlies op de geldlening in zoverre niet in mindering op de winst van de onderneming kan worden gebracht.
Toename rekening courant door inroepen hoofdelijke aansprakelijkheid
Onderdeel van de rekening-courantvordering van de VOF op de BV is een bedrag van € 103.000, dat de bank heeft verhaald op de VOF omdat de BV na verkoop van de winkelformule insolvabel was. De bank heeft zo de hoofdelijke aansprakelijkheid ingeroepen die in de financieringsovereenkomst was afgesproken.
De rechter ziet de financieringsovereenkomst als een zogenoemde paraplu-financiering. Het aanvaarden door de VOF van hoofdelijke aansprakelijkheid voor de schulden van de BV was onzakelijk. Dit betekent dat geen afwaardering ten laste van de winst van de VOF kan worden gebracht met betrekking tot dit deel van de rekening-courantvordering.
Beoordeling restant rekening-courant
Bij een rekening-courant is sprake van diverse momenten waarop de VOF gelden aan de BV heeft verstrekt. Steeds zal dan ook moeten worden beoordeeld of elke geldverstrekking op zichzelf op dat moment aangemerkt moet worden als het aanvaarden van een debiteurenrisico dat een onafhankelijke derde niet zou hebben genomen.
Bij het aangaan van de rekening-courantverhouding was geen sprake van een onzakelijke lening. De BV ging een nieuwe activiteit opstarten. De kapper had vooraf een extern onderzoek laten doen naar de financiële haalbaarheid. Hij had geen reden om te twijfelen aan dit externe rapport, zeker nu de bank bereid was tot financiering.
Ook het feit dat in de eerste jaren van de opstart van deze onderneming verliezen worden geleden, betekent niet dat op dat moment een derde niet langer bereid zou zijn geweest een dergelijk debiteurenrisico te nemen. De opstart van een nieuwe onderneming vergt in het begin veelal extra investeringen en inspanningen alvorens de beoogde resultaten worden behaald. Dit betekent dan ook niet dat een financiering direct moet worden gestopt wanneer de resultaten in zo’n opstartfase tegenvallen. Vervolgens was in 2008 sprake van het begin van de economische crisis, waarvan niet kon worden voorzien hoe lang deze zou aanhouden. Het verder financieren van de activiteiten van de BV, mede in het licht van het feit dat de BV tevens een leverancier voor de VOF was, vindt de rechter nog steeds niet onzakelijk.
Dit wordt echter anders op het moment dat de BV haar winkelformule overdraagt aan een derde. De potentiële winstgevende activiteit verdwijnt dan, en was er geen zicht op nieuwe activiteiten die mogelijk winstgevend zouden zijn. De verdere toename van de rekening-courantvordering na de overdracht vormt daarom een onzakelijke lening.
De rechter stelt vast dat direct na de overdracht van de winkelformule het saldo van de rekening-courantvordering € 85.000 was. Nadien hebben er aflossingen plaatsgevonden van totaal € 54.000. Voor het verschil, € 31.000, is een afwaardering mogelijk ten laste van het resultaat van de VOF.
Tip: Een oplopend rekening-courantsaldo in gelieerde verhoudingen vraagt aandacht. Zo kan vanaf een bepaald moment een verdere toename fiscaal een onzakelijke lening worden. Eventueel verlies op dat gedeelte is dan niet aftrekbaar.