Nieuwsbrief juni 2023
Let op! Wij willen voldoen aan de wens om actueel...
Vanaf 1 oktober 2021 is het generieke deel van het steunpakket in verband met de coronacrisis stopgezet. Zo zijn de regelingen NOW, TVL, Tozo en TONK en diverse belastingmaatregelen vanaf die datum niet meer verlengd. Op onderdelen loopt de steun nog door en zijn nieuwe maatregelen bekendgemaakt.
Nieuwe steunmaatregelen: horeca en boekhandels
Voor een paar sectoren is een aantal nieuwe maatregelen bekendgemaakt. Horecaondernemers die getroffen worden door de verplichte nachtsluiting tussen 0.00 en 6.00 uur kunnen in het vierde kwartaal 2021 een beroep doen op de nieuwe regeling Vaste Lasten Nachtsluiting Horeca (VLN). Voorwaarden zijn onder meer dat de ondernemer minimaal 50% minder omzet maakt dan in het vierde kwartaal 2019 én dat de ondernemer in het tweede en derde kwartaal 2021 de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) kreeg. Het streven is om de aanvraag voor de VLN in de tweede helft van november open te stellen.
Vanaf 22 september tot en met 15 november 2021 kunnen fysieke boekhandels een vergoeding voor distributiekosten aanvragen met een beroep op een impulsregeling via het portaal van de Koninklijke Boekverkopersbond. Over een tweede steunmaatregel, een garantiefonds om de boekhandels de ruimte te bieden om hun aanbod weer breed in te kunnen kopen, wordt later nog meer bekendgemaakt.
Toch nog uitstel van betaling vanaf 1 oktober 2021
De mogelijkheid om uitstel van betaling in verband met de coronacrisis te vragen is per 1 oktober 2021 vervallen. Ondernemers die echt nog niet in staat zijn om de belastingen die opkomen vanaf 1 oktober op tijd te betalen, kunnen tot en met 31 januari 2022 alsnog uitstel van betaling hiervoor vragen. Voorwaarden zijn onder meer dat de ondernemer tot 1 oktober al uitstel van betaling in verband met de coronacrisis had en dat de onderneming levensvatbaar is. Verder moeten de betalingsproblemen tijdelijk van aard zijn, veroorzaakt zijn door de coronacrisis en op een bepaald tijdstip zijn opgelost.
Let op!
Als de totale belastingschuld € 20.000 of hoger is, moet het verzoek om uitstel van betaling voorzien zijn van een verklaring van een derde deskundige. Is de totale belastingschuld lager, dan volstaat een eigen verklaring.
Bestaande steunmaatregelen
Hoewel de regeling NOW, TVL, Tozo en TONK niet verlengd zijn per 1 oktober 2021, lopen de aanvraag en afwikkeling nog wel door:
Tip!
Hoewel de NOW per 1 oktober is gestopt, kunnen werkgevers vanaf 1 oktober wel weer een beroep doen op de Regeling Werktijdverkorting (WTV).
Kredietregelingen
De volgende garantieregelingen kunnen nog aangevraagd worden tot eind 2021: Borgstelling MKB-kredieten Corona (BMKB-C), Klein Krediet Corona (KKC), krediet via Qredits tot eind 2021, Borgstelling MKB-Landbouwkredieten voor coronaoverbruggingsfinanciering (BL-C), Opengestelde Monumentenlening en Cultuur opstartlening en Cultuurvermogenslening.
Garantie Ondernemersfinanciering (GO-C) kan nog tot en met 15 december 2021 aangevraagd worden.
Verlengde en gestopte belastingmaatregelen
Een aantal belastingmaatregelen blijft gelden voor het hele jaar 2021:
Let op!
Niet verlengd, dus gestopt per 1 oktober, zijn de volgende belastingmaatregelen: het btw-nultarief op mondkapjes, coronavaccins en testkits, de btw-vrijstelling voor de uitleen van zorgpersoneel en de versoepeling van administratieve verplichtingen in de loonheffingen.
In de vennootschapsbelasting bestaan al jaren twee tarieven. In 2021 is het verschil tussen het lage en hoge tarief weer groter geworden. En voor 2022 is voorzien dat het verschil nog groter wordt. Reden om afscheid te nemen van de fiscale eenheid?
Tarieven vennootschapsbelasting
In 2021 bedraagt het tarief 15% voor het winstdeel tot € 245.000 en 25% voor het winstdeel daarboven. Vanaf 2022 bedraagt het tarief 15% voor het winstdeel tot € 395.000 en 25% voor het winstdeel daarboven. Als meerdere bv’s onderdeel zijn van een fiscale eenheid vennootschapsbelasting, kan niet elke bv apart gebruikmaken van deze zogenaamde tariefopstap. De fiscale eenheid zal bij hogere winsten daarom veelal leiden tot hogere belastingen.
Voorbeeld: drie bv’s met elk € 250.000 winst maken onderdeel uit van een fiscale eenheid. De vennootschapsbelasting bedraagt in 2021 € 163.000 en in 2022 € 148.000. Vormden de drie bv’s geen fiscale eenheid, dan zou de vennootschapsbelasting totaal in 2021 € 114.000 en in 2022 € 110.250 bedragen.
Let op!
Het tarief vanaf 2022 staat wettelijk al vast en op Prinsjesdag zijn geen voorstellen gedaan die hier verandering in aanbrengen. In de Kamer is echter volop rumoer om het tarief in de vennootschapsbelasting te verhogen ter financiering van andere zaken. De kans bestaat daarom dat weer aanpassingen plaatsvinden in het tarief of de schijven in de vennootschapsbelasting.
Voordelen fiscale eenheid
Neem bij de overweging om de fiscale eenheid te verbreken altijd ook de voordelen van de fiscale eenheid ten opzichte van aparte bv’s mee.
Zo kunnen na verbreking van de fiscale eenheid verliezen van de ene bv niet meer verrekend worden met winsten van de andere bv. Ook het voordeel dat geen winstverantwoording hoeft plaats te vinden op onderlinge diensten en leveringen, vervalt na verbreking van de fiscale eenheid. En denk ook aan het verdwijnen van de mogelijkheid om zonder fiscale afrekening bezittingen en schulden te verplaatsen tussen bv’s.
Fiscale gevolgen verbreken fiscale eenheid
Wegen de voordelen van de fiscale eenheid niet meer op tegen de nadelen, vergeet dan niet ook de fiscale gevolgen die optreden bij verbreken van de fiscale eenheid in ogenschouw te nemen.
Een belangrijk aandachtspunt hierbij is bijvoorbeeld de sanctie die op kan treden als vermogensbestanddelen de afgelopen drie of zes kalenderjaren tussen bv’s zijn overgedragen.
Tip!
Hoewel het tariefvoordeel eenvoudig te berekenen lijkt, kan het verbreken van de fiscale eenheid mogelijk voor u onvoorziene nadelen met zich meebrengen die niet tegen het tariefvoordeel opwegen. In dit bericht zijn niet alle nadelen en voordelen van de fiscale eenheid benoemd. Bovendien zal de beoordeling voor elke individuele situatie weer anders zijn. Laat u daarom goed over uw eigen situatie adviseren.
Toekomst fiscale eenheid
De afgelopen jaren zijn de wettelijke bepalingen voor de fiscale eenheid diverse keren gewijzigd. Daarnaast bestaat onduidelijkheid over het voortbestaan van de fiscale eenheid. Zo is nagedacht over een nieuwe groepsregeling in de vennootschapsbelasting. Of die er komt en hoe deze regeling er precies uit gaat zien, is nog niet bekend. De beslissing hierover is overgelaten aan een volgend kabinet.
Heeft of verwacht u verrekenbare verliezen in de vennootschapsbelasting? Bekijk dan tijdig de gevolgen van de gewijzigde verliesverrekeningsregels. De regels worden verruimd, maar ook beperkt vanaf 1 januari 2022.
Op hoofdlijnen
Vanaf 1 januari 2022 zijn verliezen in tijd onbeperkt voorwaarts verrekenbaar. Tegelijkertijd zijn vanaf die datum verliezen in omvang beperkt verrekenbaar: volledige verliesverrekening is straks slechts mogelijk tot een bedrag van € 1 miljoen.
Waarom?
Het doel van de wijzigingen is om te voorkomen dat bedrijven met winstgevende activiteiten jaren achtereen geen vennootschapsbelasting (Vpb) betalen. De wijzigingen moeten leiden tot een meer geleidelijke verliesverrekening en daarmee stabielere belastinginkomsten.
Verruiming verliesverrekeningsregels Vpb
Nu geldt voor de achterwaartse verliesverrekening nog een termijn van één jaar en voor voorwaartse verliesverrekening een termijn van zes jaar. Dat verliezen vanaf 1 januari 2022 in de tijd onbeperkt voorwaarts verrekenbaar zullen zijn, is een verruiming van de huidige regels.
Beperking verliesverrekeningsregels Vpb
Onder de huidige regels zijn verliezen in omvang onbeperkt verrekenbaar. Daardoor is het bij voldoende verliezen mogelijk om winsten jarenlang tot nihil te verminderen en daardoor geen vennootschapsbelasting te betalen. Deze praktijken wil het kabinet voorkomen. Daarom zijn verrekenbare verliezen vanaf 2022 in een jaar tot een bedrag van € 1 miljoen volledig verrekenbaar met de winst. Boven € 1 miljoen is het verlies slechts verrekenbaar met 50% van de resterende belastbare winst van dat jaar. Op die manier is, ondanks de aanwezigheid van compensabele verliezen, toch vennootschapsbelasting verschuldigd. Deze beperking is vanaf 2022 ook van toepassing op de in termijn ongewijzigde achterwaartse verliesverrekening van één jaar. Een verlies dat door de voorgestelde beperking in een jaar niet volledig voorwaarts of achterwaarts verrekenbaar is, wordt wel doorgeschoven. Het kan dan in volgende jaren met inachtneming van dezelfde beperking worden verrekend.
Let op!
Er is geen overgangsrecht. De wijzigingen zijn daarom van toepassing op verliezen die stammen uit boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2013. Deze verliezen gaan dus niet meer verloren, maar de verrekening per jaar wordt wel in omvang beperkt. Verliezen uit boekjaren die zijn aangevangen voor die datum zijn – conform de huidige regels – tot 31 december 2021 verrekenbaar. Daarna verdampen ze en kunt u ze dus niet meer verrekenen.
Tip!
Zijn er dus mogelijkheden om in 2021 bestaande verliezen te verrekenen? Maak daar dan gebruik van!
Tip!
Per 1 januari 2019 is de houdsterverliesregeling afgeschaft. Er geldt een overgangsregeling. De wijzigingen gaan ook gelden voor houdster- en financieringsverliezen die onder deze regeling vallen. Ook deze verliezen zijn dus tot een bedrag van € 1 miljoen volledig en daarboven slechts tot een bedrag van 50% van de belastbare houdster- of financieringswinst verrekenbaar. Daarbij blijft de regel gelden dat deze slechts verrekenbaar zijn met houdster- of financieringswinsten.
Vanaf volgend jaar kan een werknemer kiezen wanneer hij belasting wil betalen over verkregen aandelenopties. Door deze keuzevrijheid wordt het met name voor IT-bedrijven aantrekkelijker om personeel te belonen via aandelenopties. Dit voorstel is op Prinsjesdag bekendgemaakt.
Huidige regeling
Volgens de huidige regeling worden aandelenopties belast op het moment dat de opties worden omgezet in aandelen. Een nadeel hiervan is dat al belasting betaald moet worden op een moment dat de aandelen misschien nog niet verkocht mogen worden. Op dat moment heeft de werknemer dan niet altijd voldoende middelen om de belasting te betalen.
Nieuwe regeling
In de nieuw voorgestelde regeling moet de belasting in beginsel betaald worden op het moment waarop de bij uitoefening van de optie verkregen aandelen ook verhandelbaar zijn. Op dat moment is er namelijk wel geld beschikbaar om de belasting te kunnen betalen.
Let op!
Er wijzigt niets in het moment van belasting betalen als de aandelen na uitoefening van de aandelenoptie meteen verhandelbaar zijn of als de werknemer de aandelenopties niet uitoefent, maar verkoopt. In dat geval vindt heffing ook vanaf 2022 nog steeds plaats op het moment van omzetting van de opties in aandelen of op het moment van verkoop van de opties.
Keuze
Een werknemer kan er onder de nieuwe regeling ook voor kiezen de optie volgens de huidige regeling te belasten op het moment van omzetten van de optie in aandelen. Dus ook als deze nog niet verhandelbaar zijn. De werknemer kan hiervoor kiezen als hij bijvoorbeeld geen problemen heeft om de verschuldigde belasting te betalen.
Tip!
Of kiezen voor toepassing van de huidige regeling gunstiger is of niet, zal van een aantal (onzekere) factoren afhangen. De belasting op het moment van omzetten van de opties in aandelen wordt berekend over een zo goed mogelijke inschatting van de waarde van de aandelen op dat moment. Mogelijk is die waarde hoger op het latere moment van verhandelbaar zijn van de aandelen. Dan was kiezen voor de huidige regeling gunstiger. Maar het kan uiteraard ook zijn dat de waarde van de aandelen op het latere moment lager is.
Uitzondering
Er komt een uitzondering op de regeling als een werknemer de verkregen aandelen niet mag verkopen als gevolg van een contractuele beperking. In dat geval moet de belasting betaald worden uiterlijk vijf jaar na de beursgang van het bedrijf. Is het bedrijf reeds beursgenoteerd, dan vindt belastingheffing uiterlijk vijf jaar na uitoefening van de optie plaats.
Let op!
Het voorstel moet nog door het parlement worden goedgekeurd.
Start-up
Op dit moment is bij de uitoefening van aandelenopties in een start-up, onder voorwaarden, slechts belasting verschuldigd over 75% van de waarde van de aandelen (met een maximum van € 50.000). Voorgesteld is om deze gunstige regeling per 1 januari 2022 te laten vervallen. Voor werknemers van start-ups kan het daarom raadzaam zijn om, waar mogelijk, in 2021 nog aandelenopties uit te oefenen tot een bedrag van in ieder geval € 50.000.
Vanaf 2022 gaat de vrije ruimte weer omlaag. In 2021 bedraagt de vrije ruimte nog 3% van de eerste € 400.000 van de loonsom van alle werknemers samen, plus 1,18% van deze loonsom voor zover hoger dan € 400.000. Vanaf 2022 wordt het percentage van 3% weer verlaagd naar 1,7%. Is de totale loonsom van alle werknemers bijvoorbeeld € 1.000.000, dan bedraagt de vrije ruimte in 2021 € 19.080 en in 2022 € 13.880, dus € 5.200 minder.
Maak daarom in 2021 nog gebruik van de extra ruimte om onbelaste vergoedingen en verstrekkingen aan uw werknemers te geven. U kunt de vrije ruimte uit 2021 namelijk niet doorschuiven naar 2022.
Houd wel rekening met de gebruikelijkheidstoets: de vergoedingen of verstrekkingen mogen niet meer dan 30% afwijken van wat in vergelijkbare omstandigheden gebruikelijk is. Tot een bedrag van maximaal € 2.400 per werknemer per jaar doet de Belastingdienst hier gelukkig niet moeilijk over.
Vanaf volgend jaar mag de werkgever aan werknemers een onbelaste thuiswerkvergoeding van € 2 per dag geven. Voor alle dagen dat werknemers niet thuiswerken, blijft het mogelijk om een onbelaste reiskostenvergoeding te geven. De berekening hiervan kan vanaf volgend jaar wel wijzigen.
Een werkgever kan op één dag niet zowel een onbelaste reiskostenvergoeding als een onbelaste thuiswerkvergoeding geven. Ook niet als de werknemer op die dag zowel thuis als op kantoor werkt. In dat geval moet gekozen worden.
Het is wel mogelijk om voor zowel de reiskosten als de kosten voor thuiswerken een vaste onbelaste kostenvergoeding te geven aan de hand van de vaste afspraken die met de werknemer gemaakt zijn over de verhouding tussen het aantal dagen thuiswerken en het aantal kantoordagen.